Willy Vandersteen


Willibrord Jan Frans Maria Vandersteen werd geboren op 15 februari 1913 in de Seefhoek, een Antwerpse volksbuurt. Hij had het in zijn jeugd niet gemakkelijk. Zijn vader was beeldhouwer en geveldecorateur. Hij verdiende niet zo veel, want gedecoreerde gevels raakten uit de mode. Vandersteen herinnerde zich later dat zijn vriendjes krijt kochten om hem wielerwedstrijden te laten tekenen op het trottoir. De jonge Vandersteen ging naar de scouts, waar hij een groot respect voor de natuur meekreeg. Na zijn lagere school werkte hij bij zijn vader. Hij volgde ook een cursus beeldhouwen. Vooral de tekenlessen die in die cursus waren inbegrepen, interesseerden Vandersteen. Later werkte Vandersteen bij een timmerman en bij het grootwarenhuis Innovation, als etaleur. Toevallig kreeg hij in die tijd in een Amerikaans modeblad een artikel over strips onder ogen: Comics in Your Life, heette het.

Bron: Album 245 De 7 Schaken


Het veranderde het leven van Willy Vandersteen. Hij wist nu zeker dat hij een avontuurlijke krantenstrip wilde maken en die ook in album wilde uitgeven. Dat was volgens hem de beste manier om een succesvolle stripauteur te worden.

Zijn vrouw, Paula Van den Branden, deelde de stripaspiraties van haar man aanvankelijk niet echt. Gelukkig baatte zij een wasserette uit, anders was het leven voor de familie Vandersteen wat minder gemakkelijk geweest... Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Vandersteen opgeroepen om het land te verdedigen. De groep soldaten waartoe Vandersteen behoorde, werd door de Duitsers (vanuit België) tot in Frankrijk teruggedrongen. Na de capitulatie besloot Willy zich volledig toe te leggen op het maken van stripverhalen. Hij publiceerde in deze periode een hele reeks stopcomics in tijdschriften en kranten: Kitty Inno in het bedrijfsblad van de Innovation, Tor de holbewoner en Pudifar de lollige kater in de krant De Dag, Piwo het houten paard in Het Volk. Die reeksen kenden een beperkt succes, maar geen van alle was een lang leven beschoren.

                   


Suske en Wiske
In het najaar van 1944 mocht Vandersteen door bemiddeling van een oude kennis een stripproject voorstellen aan de directie van De Standaard Boekhandel NV. Dat project was Rikki en Wiske. Vandersteen had er enkele maanden aan gewerkt, volgens de legende bij een miezerig lampje, want er was constant gevaar voor bombardementen. De directie van De Nieuwe Standaard, die Rikki en Wiske doorgespeeld kreeg, besloot nog eens te overwegen of ze de strip zouden plaatsen. Op 30 maart 1945 was het zover: de eerste strook van De avonturen van Rikki en Wiske verscheen in de krant De Nieuwe Standaard. Het eerste verhaal was destijds nog met Rikki, de broer van Wiske. Lang duldde Vandersteen de naam Rikki niet, want in de aankondigingsstrook van het tweede verhaal, Op het eiland Amoras, werd Wiske's broer om een paar schoenen gestuurd. We hebben hem voor 60 jaar niet meer teruggezien. Marc Verhaegen introduceerde Rikki weer in album nummer 281 "De gevangene van Prisonov". In dit album wordt duidelijk waarom Rikki zo plots uit beeld verdween.

Vandersteens strip kende onmiddellijk een groot succes. Met de komst van de sympathieke knaap Suske (in het tweede verhaal: Op het eiland Amoras) en vooral de ongedwongen losbol Lambik (loodgieter-detective in het derde verhaal: De sprietatoom) werd de strip al gauw buitengewoon populair. De figuur van Jerom, die in 1953 opdook in het verhaal De dolle musketiers, choqueerde het publiek in het begin een beetje. Een onbehouwen holbewoner die nog niet eens fatsoenlijk kon praten, kon niet zomaar de goedkeuring van het publiek wegdragen. Jerom kreeg dan ook langzaam een ander imago. Hij ging zich kleden in gewone kleren in plaats van dierenvellen. Verder zorgde zijn goede karakter er wel voor dat hij de harten van de lezers kon veroveren. Hij groeide zelfs uit tot één van de populairste figuren in de reeks en had vooral bij de vrouwelijke lezertjes succes.

Kuifje
Een belangrijke periode voor het oeuvre van Willy Vandersteen waren de jaren 1948-1959. Toen werkte hij voor het weekblad Kuifje. Dat weekblad zocht naar een aantrekkelijke Vlaamse reeks voor de Vlaamse versie. In Wallonië kende het weekblad een groot succes, maar in Vlaanderen vlotte de verkoop niet. Hergé vond Vandersteens strip wel goed, maar Suske en Wiske moesten wel wat minder volks worden om in Kuifje te kunnen verschijnen. Zo kreeg Wiske een deftig permanent, professor Barabas en de volkse Sidonie hoorden er niet meer bij en Lambik werd heldhaftiger en combineerde de capaciteiten van Lambik en Jerom. Ook werd er veel meer aandacht besteed aan de structuur van de scenario's en aan het tekenwerk. Vandersteen leerde in deze periode zeer veel van zijn samenwerking met Hergé.

De acht verhalen van Suske en Wiske die Vandersteen voor Kuifje maakte, worden algemeen tot de beste verhalen gerekend. Zeven ervan werden apart uitgegeven met een blauwe kaft in plaats van een klassieke rode. Die albums vormen de zogenaamde Blauwe reeks: Het Spaanse spook, De gezanten van Mars, De bronzen sleutel, De Tartaarse helm, De schat van Beersel, De groene splinter en Het geheim der gladiatoren. Vandersteen publiceerde ook Het gouden paard in Kuifje, evenals de avonturen van Tijl Uilenspiegel. Die verhalen voor Kuifje betekenden de doorbraak van Vandersteen in Wallonië en het buitenland. De krantenverhalen die verschenen tijdens de "Kuifje-periode" zijn duidelijk ook van een zeer hoge kwaliteit.


Andere reeksen
Van één reeks kon Vandersteen in de beginperiode niet leven. Daarom creëerde hij in 1945 al De familie Snoek. Met die reeks mikte Vandersteen duidelijk op een ouder publiek en kon hij inpikken op de politieke actualiteit. Alleen kon hij het vele werk niet lang aan. Zijn vrouw werd al snel zijn eerste medewerkster. In 1952 richtte Vandersteen een studio op, om de productie van strips en de uitwerking van zijn ideeën bij te houden: Studio Vandersteen was geboren. De reeks Bessy werd gestart in 1952 en werd na enkele avonturen gedeeltelijk doorgegeven aan medewerkers. Later volgden, onder andere, de succesreeksen De Rode Ridder (1959), Jerom (1960), Karl May (1962), Biggles (1965), Safari (1969), Robert en Bertrand (1972), Pats (1974) en De Geuzen (1985). Meestal werkte Vandersteen de eerste verhalen van een nieuwe reeks uit en delegeerde hij daarna een belangrijk deel van het werk aan medewerkers. Hij bleef daarbij wel zelf een oogje in het zeil houden. Vanaf 1972 werd de Suske en Wiske-reeks langzaam overgenomen door Paul Geerts. De reeks Robert en Bertrand is van 1972 tot 1985 Vandersteens persoonlijk project gebleven. Nadien werkte hij aan De Geuzen.




In 1976 overleed zijn vrouw, Paula Van den Branden. Maar Vandersteen was er de man niet naar om lang alleen te blijven zitten op zijn uitgestrekt landgoed in Kalmthout. Hij hertrouwde in 1977 met Anne-Marie Vankerkhoven. Vanaf 1985 werkte Vandersteen voornamelijk nog aan De Geuzen tot aan zijn dood. Op 28 augustus 1990 stierf één van de meest succesrijke en beste stripauteurs. Al de bestaande reeksen werden nog verdergezet, behalve De Geuzen. Vandersteen had gevraagd dat niemand die reeks zou voortzetten na zijn dood. Hij liet een ontzettend uitgebreide en waardevolle reeks stripcreaties na, die nu nog steeds getuigen van zijn uitzonderlijk vertel- en tekentalent.


Willy Vandersteen in zijn studio tussen zijn vele creaties.

 

Zijn huis in Kalmthout België, waarin nu het Suske en Wiske kindermuseum is gevestigd.


Na Rikki en Wiske in Chocowakije, introduceerde Willy Vandersteen Suske, Rikki zou niet meer in de verhalen terug komen omdat hij te veel op Kuifje zou lijken.